Een groot deel van onze vruchtbare grond staat vol met akkerbouwgewassen die je niet eens kan eten. Aardappels voor de lijm, tarwe voor de koeien en varkens, bieten voor suiker. Gewassen zoals bijvoorbeeld uien worden soms niet geoogst omdat het duurder is ze te oogsten dan wat het opbrengt. Het vreemde hierin is dat een boer met 60 hectare vruchtbaar land hier economisch gezien nauwelijks van kan leven. En dat terwijl je fysiek gezien dus 60 hectare vruchtbaar land hebt, waar je een enorme hoeveelheid mensen van kan voeden. Dit klopt op de één of andere manier helemaal niet, dus toen ik hier achter kwam bleef het door mijn hoofd malen… Hoe kàn dit? Uiteindelijk was mijn conclusie dat dit komt omdat het hier niet gaat om voedselproductie om van te leven, maar om geld te verdienen. Even voor de duidelijkheid: dat ligt volgens mij niet aan de boer. Die heet dan tegenwoordig wel agrarisch ondernemer in plaats van boer, maar het ondernemen zit hem vooral in het risico nemen. Hij (of zijn natuurlijk) kan namelijk niet onderhandelen over de prijs van de uien, dat doet ‘de markt’.

Langzamerhand kreeg ik zo zicht op het mechanisme in de landbouw: het moet zo goedkoop mogelijk, want zo werkt de wereldmarkt. Supermarkten kopen in waar het het goedkoopste is, waar ook ter wereld, zonder enige binding met welke boer dan ook. De boer moet dus de kostprijs verlagen, dan heeft hij de meeste kans op marge op zijn product. Om de kostprijs te verlagen moet hij òfwel meer per hectare kweken òfwel sneller of anderszins efficiënter werken. Dus gaat hij voor gewassen met een hoge opbrengst en grotere machines. Dat kost natuurlijk wat, maar hopelijk heb je dan ook wat. Het probleem is alleen dat de buurman net zo snel ook dit soort investeringen doet, zodat iedereen goedkoper en dus meer kan produceren en dus daalt de wereldmarktprijs en ben je weer bij af. Met leningen van de bank voor meer grond en machines en dus steeds hogere investeringen blijft deze race maar plaatsvinden. Niet alleen met de buurman, maar wereldwijd. Zó heb je dus een akker vol uien waar je niks meer aan kan verdienen.

En zo zien we dat geld leidend is in onze voedselproductie. Het moet goedkoper, dat is dus iets anders dan ‘het moet voedzamer, beter voor het milieu, met minder bestrijdingsmiddelen etc.. Vraag is waar de grens ligt. De fysieke werkelijkheid heeft namelijk beperkingen, ondanks verdere veredeling en technische ontwikkelingen kan er nou eenmaal maar een beperkte hoeveelheid aarde, water en uienzaad met behulp van zonlicht omgezet worden in uien. Het geld kent geen beperkingen, maar de fysieke werkelijkheid wel.

Toen ik het woord ‘extractieve economie’ hoorde viel dit helemaal op z’n plek. Net als sommige grote denkers al 200 jaar geleden zagen is het waar dat er extractie plaatsvindt. Het leidende patroon in onze economie is ‘uitzuigen’. Onze economie gebaseerd op schaarste en concurrentie, geld stroomt van arm naar rijk. Via rente en winst verdwijnt een deel van de gecreëerde waarde. Dit heeft op lichamelijk gebied als gevolg dat we bang zijn om niet genoeg te hebben ‘we voelen ons niet gevoed’. Uit angst om niet genoeg te hebben worden we een soort hongerige mensen van ‘niet genoeg’ die gierig proberen zichzelf iets toe te eigenen ten koste van anderen of het collectief. We zijn afgesneden van onszelf en de rest van de mensen, omdat we afgesneden zijn van de oerlaag die ons vertelt ‘je bent welkom, ook voor jou is er ’genoeg’. Rondom voedsel versterkt zich dit omdat dit zo basaal is en omdat we als moderne stedelingen zelf geen invloed meer hebben op ons voedsel: je bent afhankelijk van de supermarkt en de grote retailers die voor hen inkopen bij de boeren. Vijf grote retailers bepalen zo wat 65.000 boeren voor hun product krijgen en wat wij in de supermarkt kunnen kopen en voor welke prijs.

Daarom zou ik de fysieke werkelijkheid weer voorop willen stellen en de sociale en economische afspraken daar omheen opnieuw willen  maken. De grond onder onze voeten is er al, deze vruchtbare aarde kunnen we bewerken en dankbaar genieten van het voedsel dat ze voortbrengt. De rest zijn afspraken tussen mensen, afspraken die je dus ook weer kan veranderen, vooral als veel mensen inzien dat het anders kan. Denk maar terug aan die akker, daar is meer dan genoeg te eten. De grond – een stukje aarde – zou net als de lucht en het water weer aan de aarde zelf kunnen toebehoren. Een common- een gemeenschappelijk stuk dat je goed wil beheren omdat het onze gemeenschappelijke toekomst in zich draagt. Het eten voor onze kinderen en kinds- kinderen. Voedingsbodem. Aards goud.

Stel dat je ook tot de conclusie bent gekomen dat het anders kan met ons voedselsysteem, wat zou je dan kunnen doen? We kunnen ons verenigen in coöperatieve voedselverbanden zoals Lekker Nassûh in Den Haag, Herenboeren in Boxtel en de Nieuwe Ronde in Wageningen. Door samen in te kopen direct van de boer kunnen we nieuwe voedselnetwerken creëren gebaseerd op de waarden die mensen belangrijk vinden en niet alleen op geld. Kijk bijvoorbeeld op de website van Voedsel Anders, daar vind je een zogenaamde korte ketenkaart waarop je kan zien welk initiatief er bij jou in de buurt is.

Verdiep je in je voedsel en vertel je vrienden en familie jouw verhaal, zodat ook zij mee kunnen bouwen aan een eerlijke voedselvoorziening voor iedereen.